De passie voor gastronomie zat er bij Lawrence altijd al in. Hij startte op zijn twaalfde in de hotelschool. “Maar ik was wat van een rebel en heb mijn opleiding niet afgemaakt. Ik ging al vroeg aan het werk met een leercontract en heb daarna een patroonsopleiding gevolgd. Op mijn achttiende ben ik hier begonnen, toen nog met mijn moeder. Toen ik 22 was, leerde ik Stéphanie kennen en hebben we samen de zaak overgenomen van mijn moeder. We ontwikkelden nieuwe menu’s, begonnen bedrijven aan te spreken en zo ging de bal aan het rollen. Stéphanie moest al snel haar job als verpleegkundige in het rusthuis afbouwen en zelfs helemaal stopzetten.”
In de feestzaal vinden recepties, walking dinners en diners aan tafel plaats. Daarnaast bereidt het koppel take-awaygerechten op bestelling en verzorgt het catering op locatie. Een druk leven dus, en toen het land in lockdown ging, kon het contrast haast niet groter zijn. Lawrence en Stéphanie bleven niet bij de pakken zitten en turnden hun zaak om tot pop-up restaurant: Maison Maurice. De heropstart van de horeca – toen er nog geen feesten toegelaten waren – bleek de uitgelezen periode om het restaurantconcept uit te testen. “De klanten reageerden superpositief”, vertellen ze. “Daarom zetten we het nog enkele dagen per maand verder. We bieden een vast viergangenmenu aan en werken enkel op reservatie. Een win-win: we kunnen de klanten meer waarde bieden en voor ons komt er minder planning en administratie bij kijken. We denken er dan ook aan om het restaurantconcept verder uit te bouwen.”
Toegankelijke gastronomie
Hun keuken omschrijven ze zelf als toegankelijke gastronomie. “We vertrekken van de Franse keuken en voegen daar oosterse en mediterraanse invloeden aan toe. De ene keer is een gerecht Thais getint, de andere keer Spaans.” Dat de gerechten top zijn, betekent niet dat er in Sol-Muna een stijve sfeer hangt. “We zetten graag de puntjes op de i en gaan voor kwalitatieve producten en wijnen. Maar we willen tegelijk dat de mensen zich hier op hun gemak voelen.”
Om zichzelf het leven iets makkelijker te maken, lieten ze in de bar een leidingwaterkoeler plaatsen. “Als je weet dat er op één avond tijd 100 tot 150 liter plat en bruisend water wordt gedronken, snap je hoeveel plaats het kost om flessen te stockeren. De koeling zit snel vol zo, en achteraf heb je heel wat leeggoed. Het vraagt ook veel heen-en-weer-gesleur met bakken. Op dat vlak is een waterkoeler superefficiënt. En goedkoper dan flessenwater, ook als je rekening houdt met de aankoop van het toestel, het onderhoud en de vervanging van de filter. Het toestel is zelfs voor een vierjarige makkelijk te bedienen, zo blijkt, want ons zoontje vindt het de max om de flessen te vullen.” (lacht)